Boeiend advies van de EESC over ontwerp EU-richtlijn Platformwerk
Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) publiceerde op 29 juli 2022 zijn advies “Pakket arbeidsvoorwaarden – platformwerk “(SOC C 709) over het EU-richtlijnvoorstel platformwerk. Een mooie aanleiding om even een update te maken over dit belangrijk dossier.
Even recapituleren
In haar ontwerp-richtlijn van eind 2021 voorzag de Europese Commissie dat:
- platformwerkers (die werken via apps zoals Uber en Deliveroo) sowieso dezelfde sociale rechten en plichten moeten krijgen als werknemers.
- platformen ook inzage moeten geven in de wijze waarop hun algoritme de taken verdeelt, beoordelingen geeft en beloningen toekent.
- platformbedrijven die met ‘echte zelfstandigen’ werken zelf moeten bewijzen dat er geen afhankelijkheidsrelatie bestaat.
Een platform zou ‘werkgever’ zijn van zodra de arbeidsrelatie in de praktijk voldoet aan twee of meer van deze criteria:
- Het platform bepaalt de beloning van de werkende
- Het platform stelt eisen aan het uiterlijk van de werkende
- Het platform monitort de prestaties van de werkende via digitale middelen
- Het platform bepaalt de werktijden
- Het platform beperkt de mogelijkheden van de werkende om voor anderen te werken.
In haar ‘Arbeidsdeal’ van midden februari besliste de Federale regering overigens iets gelijkaardigs voor het platformwerk in België. Lees hierover bijvoorbeeld het commentaar van het VBO of het ACV.
Adviesronde
Het EESC adviseert de Europese beleidsorganen over sociale zaken, de interne markt, de duurzame economische ontwikkeling, de consumentenrechten. Dit comité telt 329 (!) leden (waarvan 24 Belgen) die allerlei werkgeversorganisaties, vakbonden en middenveldgroeperingen vertegenwoordigen.
We citeren enkele o.i. relevante passages uit het omstandig advies van 23 bladzijden:
Het EESC steunt het besluit van de Commissie om een ontwerprichtlijn op te stellen voor platformwerk dat zowel onlinedienstverlening omvat als fysieke dienstverlening omvat.
Het hoge en alsmaar stijgende aantal rechtszaken en uitspraken waarin platformwerk als loonarbeid wordt aangemerkt, toont maar al te zeer aan dat deze kwestie onvoldoende gereguleerd is, zelfs in nationale rechtssystemen. De lidstaten kunnen het doel om de arbeidsvoorwaarden voor digitale platforms te verbeteren dan ook onvoldoende op eigen kracht bereiken. In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel kan dat beter op EU-niveau worden gedaan.
Het EESC wil dat er duidelijke en billijke regels zijn voor een eerlijke concurrentie op de interne markt, met een daadwerkelijke toepassing van de rechten van werknemers en betere arbeidsomstandigheden.
Het EESC is het ermee eens dat de juridische kwalificatie van de arbeidsverhouding en het duidelijke onderscheid met echte zelfstandige arbeid van cruciaal belang zijn om iedereen rechtszekerheid te bieden. Helaas is de regelgeving in de landen hier versnipperd. Dit leidt tot ongelijkheid in de manier waarop platformwerkers in de diverse lidstaten worden behandeld.
Het EESC is het ermee eens dat algoritmisch beheer een aanzienlijke impact heeft op de arbeidsomstandigheden en transparant moet zijn en een verantwoordingsplicht moet inhouden ten aanzien van werkenden en bedrijven. Volgens het EESC moeten alle platformwerkers een gegarandeerd recht op gegevensoverdraagbaarheid hebben en hun gegevens van platforms kunnen downloaden.
Het EESC benadrukt dat de richtlijn expliciet moet stellen dat vakbonden het recht hebben om collectieve onderhandelingen te voeren. Voorts moeten het recht op informatie en raadpleging, alsmede het recht op collectieve onderhandelingen tot alle platformwerkers worden uitgebreid.
De kern van het probleem ligt bij een vastomlijnde definitie van ‘werknemer’ en een duidelijk onderscheid tussen die term en een echte ‘zelfstandige’. De doeltreffendheid van het hele regelgevingskader van de ontwerprichtlijn staat of valt met een duidelijke definitie van deze termen. Werkenden moeten de nodige informatie krijgen om te kunnen kiezen of zij werkelijk zelfstandig willen zijn of niet.
De lidstaten gaan op diverse manieren om met de wettelijke kwalificatie van arbeidsverhoudingen. Het risico dat arbeidsverhoudingen juridisch verkeerd worden gekwalificeerd, is vooral te wijten aan het gebrek aan wetgeving in nationale rechtsstelsels en het gebrek aan juridische duidelijkheid. Geen enkele lidstaat is er nog in geslaagd om de wettelijke kwalificatie van arbeidsverhoudingen toereikend te regelen.
Hoe dan wel? – Het tegenadvies
Een meerderheid van 149 tegen 80, met 18 onthoudingen, heeft het advies goedgekeurd. Omdat het de steun had van minstens een kwart van de leden is er op het eind ook een soort ‘tegenadvies’ mee gepubliceerd.
Daarin worden onder andere deze diepgaande amenderingen voorgesteld:
- Beperkter toepassingsbereik van de richtlijn
- Minder brede definitie van digitale platforms
- Afschaffing van de toetsing aan de vijf criteria status werknemer
- Voorstel voor een algemene beoordeling van de werknemerscriteria
- Geen belemmering van de activiteiten van echte zelfstandigen
- Afschaffing van de weerlegbaarheid van het rechtsvermoeden
- Afzonderlijke regels voor algoritmisch management bij platformwerk zijn niet noodzakelijk
- Kosten voor het raadplegen van een deskundige mogen niet ten koste van de platforms vallen
- Collectieve overeenkomsten mogen ook in nadeel van platformwerker zijn.
Wat nu? – EU parlement nu aan zet
Dit niet bindend advies van het EESC komt nu terecht bij de Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken van het Europees Parlement die zelf al na een bespreking een eerste nota had gemaakt. Deze commissie kan nu met de vele argumenten en alternatieve voorstellen aan de slag om een aangepast voorstel aan het voltallige Parlement over te maken. Dan moeten ook de 27 lidstaten nog instemmen via de Europese Raad. Uiteindelijk moeten de lidstaten de richtlijn binnen de twee jaar omzetten in hun eigen wetgeving.
Er is dus nog een hele weg te gaan…