Welk beleid reguleert de platformeconomie?
In onze reeks rond de opkomende platformeconomie laten we een wetenschappelijk onderzoekster aan het woord. Economiste Karolien Lenaerts volgt al jaren gebiologeerd de razendsnelle ontwikkelingen. Eerst als researcher bij de vooraanstaande denktank CEPS, nu als onderzoeksleider bij HIVA. Momenteel werkt ze daar aan een Europees onderzoeksproject (samen met Eftheia en CEPS) over de werkomstandigheden en de sociale bescherming van platformwerkers. Interview met Karolien Lenaerts deel 1
“Noem het aub geen ‘deeleconomie’ meer!”
Geen eenduidige definitie
“Er bestaat voorlopig nog geen eenduidige definitie van platformeconomie. Wij bestuderen vooral platformwerk in het commerciële circuit dat geïntermedieerd wordt door een online platform waar tijdelijke opdrachten van allerlei klanten worden aangeboden. Dit is wereldwijd een heterogeen en complex fenomeen. Typisch is de driehoeksrelatie die ontstaat tussen de werker, het platform en de klant.” Ze voegt er snel aan toe “Maar noem het aub geen ‘deeleconomie’ meer.” De Eurofound studie waar Karolien aan meeschreef gaat daar dieper op in en kwam al aan bod op Nextconomy. Dankzij gefocuste gespreksgroepen met verschillende platformwerkers kon ze toen hun echte inhoudelijke bekommernissen capteren.
Verschillende types platformwerk
Een heldere voorstelling van platformwerk is volgens Lenaerts het schema van de Duitse professor Florian A. Schmidt. Het staat prominent op pagina 6 van een lezenswaardige Europese paper over platformeconomie. “Het cruciale onderscheid is online (plaats-onafhankelijke, op internet gebaseerde, opdrachten) versus offline (klussen op een specifieke locatie). Vervolgens gaat het om taken die ofwel uitbesteed worden aan een hele groep of aan geselecteerde specialisten. Zo beland je bij een wijde range: van een ‘Upwork’ voor de hooggeschoolde freelancer tot een ‘App Jobber’ waar gelijk welke laaggeschoolde deze (vaak) slecht betaalde microtaken kan aannemen.” “Zowel de Belgische overheid als de verschillende politieke partijen en onze sociale partners tonen alleszins genoeg interesse in het fenomeen. Getuige de wet over het bijklussen en de vele besprekingen tussen de sociale partners in de Nationale arbeidsraad. In Europa zijn we zelfs bij de voorlopers van de fiscale behandeling van platformwerk.”
Beleidspunten
Maar het kan nog beter. Als Karolien Lenaerts het voor het zeggen had, dan maakte ze van volgende bekommernissen belangrijke speerpunten:
- Sociale zekerheid
De ‘klusjeswet’ verdient een evaluatie want de implicaties op sociale zekerheid zijn inderdaad allesbehalve helder. “Kijk bijvoorbeeld naar de onduidelijkheden bij Deliveroo. Ondanks de officiële erkenning van dit platform stelt de fiscus dat de deeleconomie niet op deze activiteiten van toepassing is!”
- Meer regulering en onderzoek nodig
De nood aan informatie en wederzijdse transparantie tussen overheid en de markt is groot. Hoe voer je een beleid als je geen zicht hebt op de sector? Hoeveel en welke platformwerkers zijn er bijvoorbeeld in België? Een officiële erkenning van alle platformen zou de norm moeten worden zodat de overheid de platformen kan bevragen. De huidige lijst van FOD Financiën is onvolledig en wordt onvoldoende bijgehouden. Sommige ontbreken om onduidelijke redenen. Zo vind je wel Uber Eats terug, maar Uber niet.
- Laagdrempelig aanspreekpunt
De platformwerkers hebben een officiële ombudsdienst of informatie-helpdesk nodig. Vooral voor jonge, onervaren of laaggeschoolde platformwerkers is de onduidelijkheid over statuut, rechten en risico’s groot. Nu vertegenwoordigen vooral de vakbonden de veiligheid en gezondheid van platformwerkers, ook al vallen ze niet onder de officiële noemer ‘werknemer’. Voor de Commissie Arbeidsrelaties van de FOD sociale zaken ligt hier een grote rol weggelegd. Alleen ingewijden van de vakbond weten bijvoorbeeld dat je daar als koerier info kan krijgen over je statuut. De drempel om de stap naar deze commissie te zetten is te groot voor een individuele platformwerker.
- Meer data
“Mijn smeekbede als onderzoekster is: meer data”. Het is vandaag onmogelijk te zeggen hoeveel platformen er bestaan en wat de bijdrage is tot het bnp of de impact op de arbeidsmarkt. Zo probeert Eurostat min of meer representatieve enquêtes te organiseren.
Een derde statuut is niet aan de orde
Karolien besluit: “Weet je dat het statuut van werknemer of zelfstandige – waar zoveel om te doen is – op zich niets te maken heeft met platformwerk? Toch komt die kwestie constant door het discours fietsen. Terwijl het debat vooral moet gaan over redelijke en faire werkomstandigheden. Een derde statuut is in geen geval nodig: buitenlandse voorbeelden tonen ons dat dit meer onduidelijkheden dan oplossingen creëert. Wel is er een grondige remake en modernisering van onze arbeidswetgeving nodig.”
Hoe het zit met eerlijkere arbeidsvoorwaarden voor de platformwerkers, leest u in een volgende bijdrage.